Saturday, August 29, 2009

Fragmenten uit: HET BELANG VAN HANNAH ARENDT - Elisabeth Young-Bruehl (under construction)

In het boek Het belang van Hannah Arendt [1], geschreven door Elisabeth Young-Bruehl – bekend van haar uitgebreide Arendt biografie - vond ik een aantal interessante toelichtingen op citaten uit het werk van Arendt. Zo schrijft zij onder andere over het boek Man in Dark Times (1968) het volgende:

‘Er is sprake van duisternis als de openbaarheid, de lichte ruimte tussen mensen, de publieke ruimte waar mensen zich kunnen uitspreken, wordt geschuwd of gemeden; duisternis staat vijandig tegenover het publieke domein, tegenover de politiek. “De geschiedenis kent vele donkere tijden waarin het publieke domein verduisterd werd en de wereld zo onbetrouwbaar was geworden dat de mensen niet meer van de politiek verwachtten dan dat er rekening gehouden werd met hun primaire levensbehoeften en persoonlijke vrijheid.” Mensen die de wereld hebben afgeschreven, die denken dat ze zichzelf erbuiten kunnen plaatsen zonder zich openbaar te maken in het publieke domein, maar alleen onder vrienden blijven of zich beperken tot activiteiten in afzondering, begrijpen niet dat “primaire levensbehoeften en persoonlijke vrijheid” [2] betekenisloos worden als ze nagestreefd worden zonder de bekommernis voor de rest van het mensdom.’

Dit citaat laat nog eens het belang zien dat Arendt schonk aan het publieke domein, iets dat op zeer vergelijkbare wijze naar voren komt in ‘The Human Condition’ (1958).

Hoofdstuk 2: The Human Condition en het belang van handelen
Young-Bruehl noemt in haar commentaar op de ‘The Human Condition’ een ‘inleiding over hoe we de res publica, de publieke zaak, moeten herkennen, evalueren en beschermen (…)’
Om het werk van Arendt goed te kunnen plaatsen is het van belang om term ‘politiek’ toe te lichten. Cruciaal is dat er twee soorten van denken bestaan over politiek. ‘Aan de ene kant kun je politiek zien als regeren, als een vorm van overheersing (een, een paar of veel), wat dreiging met of gebruik van geweld mogelijk maakt. Maar aan de andere kant kun je, net als Arendt, over politiek denken als de organisatie of de constitutie van de macht de mensen hebben wanneer ze samenkomen als sprekende en handelende mensen. Hier ligt haar nadruk op het beschermen van de macht van mensen door een regering die het volk vertegenwoordigt: potestas in populo.’
Interessant is het onderscheid tussen macht en geweld dat door Arendt gemaakt wordt. Om dit te kunnen begrijpen moet eerst het principe van het ‘handelen’ (action) uitgelegd worden. Handelen hangt niet af ‘van georganiseerde of wettelijke gecreëerde ruimten, maar gewoon van mensen die samenkomen om woorden en daden met elkaar te delen: “de onbetrouwbare en slechts tijdelijke overeenkomst van vele wensen en bedoelingen”. Dit samenkomen van handelende personen noemde Arendt macht, een macht die zij nadrukkelijk onderscheidde van individuele kracht (onafhankelijkheid) en van instrumenteel geweld of dwang.’ (p.91) Arendt ‘meende dat mensen hun toevlucht tot geweld nemen wanneer ze geen macht hebben of die kwijt zijn’.

Het boek geeft een goede uitleg over Arendts afkeer van de term ‘maatschappij’ in het Engels vertaald met ‘society’. Ik heb hiervoor een lang citaat nodig uit het boek:

‘Arendt had in The Human Condition gesteld dat er in de posttotalitaire wereld een ‘consumptiemaatschappij’ of een ‘technologische maatschappij’ of een ‘arbeidende maatschappij’ – ze gebruikte die drie termen in verschillende contexten – aan het ontstaan was, wat uniek was in de geschiedenis. Het woord maatschappij verwees voor haar naar een modern domein van de Industriele Revolutie, privé nog publiek, maar in een ongekende overvloed aan goederen en technieken om meer goederen te maken, inclusief destructieve goederen. Deze maatschappij (…) ontwikkelde zich op een paradoxale manier: door technologische vooruitgang, met name de automatisering, werden veel arbeiders verlost van de slopende, geestdodende vormen van arbeid die karakterestiek waren voor de Industriele Revolutie, maar daarbij waren ze nog niet verlost van het arbeidsethos. Ze kregen door die bevrijding evenmin de mogelijkheid zich bezig te houden met hogere vormen van denken en oordelen, waardoor ze opnieuw opgeleid zouden moeten worden, opgetild zouden moeten worden uit de massamaatschappij van degene die geen mogelijkheid hadden zich te onderscheiden, te openbaren wie ze waren. In tegendeel, de meeste mensen in een consumptiemaatschappij beschouwen zichzelf als arbeiders, die gewoon een baan hebben, zelfs vakmensen en degene die zich bezighouden met handelen of denkactiviteiten. Ze ‘verdienen de kost’ en voorzien naar eigen idee in hun noodzakelijke behoeften (ook al zijn de ‘noodzakelijkheden’ op geen enkele manier noodzakelijk om te leven). Mensen die ‘de kost verdienen’ kunnen zich, in de woorden van Arendt, niet in vrijheid onderscheiden of echt nadenken over wat ze aan het doen zijn; ze doen slechts hun werk. Een bureaucratie is een goede omgeving om een gedachteloos iemand te worden, maar iedere baan is daarvoor geschikt zolang degene die die baan heeft alleen maar gewoon zijn werk doet.’ p.151, 152.

[Ik moest bij dit citaat denken aan American Beauty, prachtig geregisseerd door Sam Mendes. Onderschat wordt zeker Alan Ball, de schrijver van memorabele dialogen en monologen zoals deze:

Lester Burnham: Both my wife and my daughter think I am this gigantic loser. And they are right. I have lost something. I’m not exactly sure what it is, but I know I didn’t always feel this… sedated. But you know what? It’s never too late to get it back. [3]]

[1] Elisabeth Young-Bruehl, Het belang van Hannah Arendt, Amsterdam, Uitgeverij Atlas, 2007. oorspronkelijk: Why Arendt Matters, Yale University Press, 2006.
[2] Hannah Arendt, Man in Dark Times, 1968.
[3] Sam Mendes, Alan Ball, American Beauty, 2000.

No comments:

Post a Comment